Onderhoud als investering voor de toekomst!
Openbare ruimte moet weer ieders bezit worden!
Groen als levende medestander tegen de onverschilligheid!
Geschreven door Rini Biemans / Karin Keijzer
De openbare ruimte in een stad is de plek waar alles samenkomt, waar mensen elkaar ontmoeten, waar problemen zich manifesteren, maar ook de plek waar problemen kunnen worden opgelost. De overheid is verantwoordelijk voor deze ruimte en door middel van belastingen wordt het onderhoud gefinancierd. Dit wordt heden ten dage door velen beleefd als een kostenpost en niet als een verdienmodel.
De openbare ruimte is ruim op te vatten. De gevels van huizen, de bestrating, het groen, diensten, faciliteiten, horeca, maar ook de aanwezige mensen, kinderen, auto’s, sfeer, alles draagt bij aan een totaalbeeld. De waarde van een huis is gekoppeld aan de waarde van de omgeving. Deze omgeving is zeer ruim op te vatten.
Ook hoe mensen met elkaar omgaan, wat voor mensen er in de omgeving wonen, dat alles bepaalt mede de waarde van huizen. Behalve het fysieke element in de buitenruimte is er een sociaalculturele en economische dimensie. Als je nu al deze facetten integraal benadert en het fysieke element, de inrichting, het onderhoud koppelt aan de overige dimensies wordt het mogelijk duurzaam te bouwen aan de omgeving.
In dit essay pleiten we voor een integrale ontwerppraktijk en dus ook financiering van de openbare ruimte. Bij projectontwikkeling dienen niet alleen de huizen, straten en pleinen te worden ontworpen, maar ook het gebruik en onderhoud.
In de praktijk
Traditioneel is het zo dat architecten, stedenbouwkundigen en landschapsarchitecten een ontwerp maken, eventueel met inspraak van betrokkenen en in overleg met opdrachtgever. Dit ontwerp wordt gerealiseerd met een budget en vervolgens wordt het ontwerp beheerd en onderhouden uit publieke middelen.
Onder de naam Creatief Beheer experimenteren wij sinds 2001 met tijdelijke inrichtingen op braakliggende terreinen. Dit gebeurde in het kader van herstructurering van achterstandswijken in Rotterdam en vanuit de gedachte de overlast te verminderen. Wat wij ontdekten, was dat als wij langzaam een braakliggend terrein samen met de bewoners inrichtten, deze aanpak de sfeer op en rond een dergelijk terrein enorm verbeterde. Het is prettig samen werken, de kinderen doen mee, mensen spreken elkaar. Mensen vonden het jammer als wij weggingen en er een permanente inrichting voor ‘ons terrein’ in de plaats kwam.
In 2004 werden wij gevraagd om bij een tijdelijke inrichting van drie jaar op een terrein in Rotterdam Delfshaven te experimenteren met buurtparticipatie. Op Proefpark de Punt wordt alvast begonnen op een braakliggend terrein aan de inrichting en beheer van een wijktuin (3000 vierkante meter) voor het toekomstige Dakpark in dit gebied (2010). De methodiek, het sociale netwerk en het gebruik van de wijktuin wordt hier op deze manier voorbereid in een traject van zes jaar voorafgaand aan de definitieve bestemming: de wijktuin in het Dakpark, die wordt ontwikkeld volgens de Creatief Beheer methode en dus ook braak zal worden opgeleverd. We starten als een witte plek op het landschapsontwerp van het Dakpark.
In het project Proefpark De Punt kan Creatief Beheer haar methodiek verder ontwikkelen in een duurzaam traject. De resultaten zijn zeer hoopgevend en het project werd in 2005 bekroond als een van de meest kindvriendelijke projecten van Nederland (zie ook het artikel straks in Groen december).
Bij de voorgestelde praktijk wordt de investering gedaan over bijvoorbeeld 20 jaar in de plaats van in één keer aan het begin. Er is geen geld nodig voor onderhoud, dit is onderdeel van de investering. Omdat het een duurzame investering is, hoeft deze niet volledig te worden afgeschreven; er is een duurzame gewortelde praktijk ontstaan in de gemeenschap. Er hoeft geen nieuw ontwerp te komen: het bestaand ontwerp groeit, bloeit en verandert mee met de gemeenschap. Zoals in traditionele gemeenschappen een dorpsplein ontstaat en met de tijd mee verandert en zich aanpast aan de bewoners, al naargelang de eisen van het gebruik.
Doordat er meer geld in ‘mensen’ wordt geïnvesteerd, kan er worden bezuinigd op materiaal en arbeid.
Kantelen en koppelen
Dit kantelen van verticale budgetten creëert een praktijk waarin gebruik, ontwerp en onderhoud één geheel vormen. In plaats van te beginnen met een gerealiseerd ontwerp, dat daarna gebruikt wordt en onderhouden, wordt nu gestart met een braakliggend terrein dat langzaam wordt ingericht en groeit in gebruik en dynamiek. In plaats van te starten met een ‘volmaakt’ doorgerekend ontwerp, wordt gewerkt naar een ‘volmaakte’ situatie met echte mensen, levende dieren en planten.
Door de integrale praktijk kunnen ook andere geldstromen geïncorporeerd worden in de totaalpraktijk. Door het kantelen van de inrichtingsbudgetten kan er gekoppeld worden aan budgetten van diverse andere publieke belangen, zoals onderwijs en sociaal werk.
Een openbare ruimte die levendig is, waar kinderen veilig kunnen spelen, waar mensen vaak aanwezig en betrokken zijn, is een toegevoegde waarde van formaat en net als het interieur van een huis verdient dit verzorging. Onderhoud wordt verzorging en verzorging is communicatie. Het is daarbij van groot belang om een praktijk te ontwikkelen, waarbij mensen worden betrokken bij het ontwerp, gebruik en verzorging van de openbare ruimte.
Positieve krachten
Een dergelijke ontwerppraktijk gaat anders om met deskundigheid en esthetiek. Niet de ontwerper is deskundig, maar de gebruiker. Er is geen criterium voor wat mooi is, mooi is dat waar de mensen van houden. De ontwerper in een Creatief Beheer praktijk zorgt dat een parkje groeit en dat elk object en plant een verhaal vertelt. “Kijk jongen, dat pad hebben we toen met zijn allen aangelegd, ja nu ziet het er heel anders uit, maar het ligt op dezelfde plek.” Door de voortdurende verandering en de automatische participatie van de omgeving door het gebruik wordt het park een uiting van de omgeving, een uiting van de wensen en verlangens van mensen die er wonen. Deze methode geeft de mogelijkheid de positieve krachten in een wijk te laten groeien: de bewoners hebben invloed op hun omgeving.
Basis van de methodiek is een centraal budget, coördinatie en een open karakter, iedereen kan meedoen. Opdrachtgevers formuleren van te voren de criteria voor de opdracht en evalueren op jaarbasis. Het ontwerpproces ligt niet op een tekentafel met inspraakrondes, maar gewoon op de plek zelf en de eerste mensen die gaan meedoen, zijn mensen die we tegenkomen en die gebruik maken van de plek.
De kunst zit hem erin om het ontwerp zo te laten groeien dat het gebruik en onderhoud ermee vervlochten is en dat ook het draagvlak en de financiële basis groeit.
Identiteit
In de eerste projecten van Creatief Beheer is gewerkt met minimale budgetten en grote inzet. Door deze minimale middelen moest er wel een beroep gedaan worden op mensen uit de buurt. Dit was een eerste ontdekking: mensen helpen graag, maar wel op hun eigen manier. Als je in het ontwerp hiervoor ruimte maakt, bijvoorbeeld een kinderspeelplaats voor ouders met kinderen, richten de bewoners deze ruimte met enige hulp graag zelf in. Ze beheren het ook en zorgen ervoor dat het veilig is; het gaat immers om hun kinderen. Dat dit in aanvang niet voldoet aan de professionele ontwerpeisen, staat buiten kijf. En er is natuurlijk een wens de ruimte beter en mooier te maken. Door steeds verbeteringen aan te brengen, blijven mensen betrokken en enthousiast. Het uiteindelijke resultaat is een beter gedragen ontwerp. Bovendien is elke inrichting anders en heeft die een eigen identiteit.
Zo heeft Creatief Beheer in tal van projecten zaken geprobeerd en ondervonden. Deze projecten waren in de ‘moeilijkste wijken’ van Rotterdam en steeds was de ervaring dat na aanvankelijk scepsis de omwonenden steeds enthousiaster werden en ook steeds meer gingen meedoen. De parkjes groeiden en bloeiden. De talloze conflicten, fouten en problemen in het proces bieden mogelijkheden tot groei en grotere betrokkenheid. Ze moeten natuurlijk wel samen worden opgelost. Vandaar dat een centrale coördinatie en budgettering essentieel is. Creatief Beheer moet het proces kunnen regisseren en creatieve oplossingen bedenken. In de praktijk bleek dat juist de opdrachtgevers en de verantwoordelijke diensten vaak moeilijker te overtuigen en mee te krijgen waren dan de omwonenden.
Een belangrijk element in deze projecten zijn de planten en dieren, levende wezens, die verzorging nodig hebben. Mensen hebben een aangeboren neiging tot verzorgen. Ook is het belangrijk dat het ontwerp een uiting is van wensen uit de buurt en ook samen met mensen ontstaat. Elk fysiek element heeft wel een verhaal. Niet alleen door aan het project een website te koppelen en deze verhalen daarop te vertellen, maar ook door programma’s op lokale televisie, versterkt het draagvlak enorm. Tot slot is het belangrijk dat zoveel mogelijk partijen bij het project worden betrokken en dat iedereen die mee wil doen, ook mee kan doen.
In meerdere projecten heeft Creatief Beheer aangetoond dat het mogelijk is een praktijk te ontwikkelen, waarin concreet kan worden geïnvesteerd in openbaar groen, gekoppeld aan sociale cohesie, integratie en veiligheid. Het groen en het onderhoud vormt de basis, het substraat voor de dynamiek in de openbare ruimte. In plaats van te streven naar een zo efficiënt mogelijk beheer en onderhoud door professionals wordt gewerkt aan een gewortelde integrale ontwerp- en beheerpraktijk, die op alle fronten kan groeien en verbeteren. Wij zijn ervan overtuigd dat op deze manier investeren in de openbare ruimte waardevol en duurzaam is.
Relevante links:
Dit artikel is een bewerking van een hoofdstuk van het rapport “Nieuwe Kunst in Oude Noorden” dat ik dit jaar voor het CBK-Rotterdam heb geschreven. Dat rapport had twee functies. Ten eerste om de kunstpraktijk van sociaal-artistieke interventies in een sociologisch-theoretisch kader te plaatsen. Ten tweede om te onderzoeken of de sociaal-artistieke interventies van Rini Biemans cs. met Creatief Beheer een bijdrage leveren aan een meer ‘schoon, heel en veilig’ Rotterdam-Noord (de retoriek van Rotterdam van vandaag). Ten slotte om te onderzoeken of de sociaal-artistieke interventies een bijdrage leveren aan meer gemeenschapszin en zelfverantwoordelijkheid bij bewoners in de wijk. Mijn conclusie is dat de Biemans groep met “Creatief Beheer” inderdaad aan deze doelen heeft bijgedragen. Natuurlijk maak ik een paar kanttekeningen, maar het eindoordeel is zonder meer positief.